De Weimaraner
RASSTANDAARD
De Weimaraner oftewel de Weimarse Staande Hond is een van duitsland oudste bekende hondenrassen. Volgens de fransen staan zij aan de bakermat van dit ras en zou pas toen het fokken in frankrijk in verval raakte zijn overgenomen door het duitse hof van Weimar. Wij gaan ervan uit dat het ras zorgvuldig werd ontwikkeld door adellijke beschermheren aan het hof van Weimar. Daar werd hij als allround jachthond gebruikt en angstvallig bewaakt. je kon er dus ook niet zomaar een hond halen. dit was voorbehouden aan goede eigenaren dus mensen die deze hond ook zeker in de praktijk gingen gebruiken anders kreeg je er geen.
Vandaag de dag werkt het nog steeds zo bij veel fokkers in duitsland dat je zonder jachtakte geen weimaraner kunt kopen bij ze, op deze manier willen ze het jachtinstinct van de weimaraner goed op peil houden en er geen gewone huishond van laten maken. Dit betekent niet dat de weimaraner geen goed huishond is. Als hij genoeg beweging en mentale uitdaging krijgt (door middel van jachttraingen of behendigheid) is het in huis een zeer rustige hond.
Een korte samenvatting
ONGELOOFLIJK INTELLIGENTE HOND
De Weimaraner, met zijn korte, dichte, muis tot zilvergrijze vacht, is een hond die al vroeg een gehoorzaamheidstraining nodig heeft om niet een vervelende hond te worden. Het is een ongelooflijk intelligente hond die zeer gevoelig is voor beloning met stem en snoepjes. Een goed opgeleide Weimaraner is een zeer goede en betrouwbare jachthond. Het is een hond die iedere dag een lange wandeling nodig heeft waarbij hij los loopt. Maar daarmee ben je er nog niet. Zoals eerder gezegd hebben ze ook geestelijke uitdagingen nodig. Gehoorzaamheid, jacht- en behendigheidscursussen zijn daarom aan een weimaraner wel besteed. Het is goed voor de band tussen u en uw weimaraner om samen dingen te ondernemen.
Tegenwoordig worden ze gebruikt bij politiewerk, zoek-en reddingsacties, tracking en in de behendigheidsport. En natuurlijk in de jacht; veldwerk, apporteerwerk en voor zweetwerk. Wij Fokken met een kruising van Engels, Duits en Amerikaanse lijnen, dat wil zeggen dat de honden een duidelijke leiding vragen. De honden vinden het super als ze voor je kunnen werken, opdrachten doen, behendigheid is net zo goed als jacht training. Maar voor een weimaraner is dit laatste ideaal. De honden die wij fokken zijn echte jachthonden met een goed ontwikkeld jachtinstinct, dat wil zeggen dat je ze al vroeg en goed moet trainen om te zorgen dat ze altijd naar je terugkomen en levend wild (b.v eendjes in de sloot) met rust moeten laten.
Fundament
RASSTANDAARD
CLASSIFICATIE F.C.I.
- Groep 7 Staande Honden
- Sectie 1.1 Continentale Voorstaande Honden, Type «Braque»
- Met werkproeven
LAND VAN OORSPRONG: Duitsland
PUBLICATIEDATUM VAN DE GELDIGE ORIGINELE RASSTANDAARD: 09.03.2015.
GEBRUIK: In overeenstemming met het doel als een veelzijdig bruikbare jachthond moet de Weimaraner over de van hem vereiste aanleg beschikken en als jachthond ingezet kunnen worden in het veld, bos en water en gebruikt kunnen worden bij zowel het werk voor als na het schot.
KORT GESCHIEDKUNDIG OVERZICHT: Over het ontstaan van de Weimarse Staande Hond zijn talrijke theorieën ontwikkeld. Vast staat slechts, dat de Weimaraner, die destijds nog zeer veel bloed van de Leithund bezat, al in het eerste derde deel van de 19e eeuw aan het Hof van Weimar gehouden werd. In het midden van de 19e eeuw, dus voordat met de zuivere fokkerij werd begonnen, was de fokkerij bijna uitsluitend in handen van beroepsjagers en jachtopzichters in midden-Duitsland, vooral in de omgeving van Weimar en Thüringen, die meestal alleen op werkeigenschappen selecteerden. Toen de tijd voor de Leithund voorbij was, kruisten zij hun honden met ook met Hoender honden en fokten zij met deze kruisingen verder. Vanaf ongeveer 1890 werd met het ras planmatig gefokt en werden de fokdieren en hun nakomelingen in het stamboek opgetekend. Naast de kortharige variëteit kwam reeds voor de eeuwwisseling naar de 20e eeuw, zij het sporadisch, ook al een langharige variëteit voor. De Weimaraner wordt sinds hij opgenomen is in het stamboek zuiver gefokt en is dus vrij van inkruisingen met andere rassen, in het bijzonder de Pointer, gebleven. Daarmee is de Weimaraner het oudste Duitse Staande Hondenras, dat sinds 1900 zuiver gefokt wordt.
ALGEMEEN VOORKOMEN: Middelgrote tot grote Jachtgebruikshond. Doelmatig werktype, mooi van uiterlijk, pezig en goed bespierd. Er moet duidelijk verschil zijn tussen het type van de reu en van de teef.
BELANGRIJKE VERHOUDINGEN: Verhouding lengte van de romp tot schofthoogte ongeveer 12:11.
Verhouding van het hoofd van neuspunt tot aanvang schedel iets langer dan van aanvang schedel tot achterhoofdsknobbel.
Voorhand afstand tussen de elleboog en het midden van de middenvoetsbeentjes is nagenoeg gelijk aan de afstand tussen de elleboog en de schoft.
GEDRAG/TEMPERAMENT: Veelzijdige, gemakkelijk af te richten, karaktervaste en gepassioneerde jachtgebruikshond, die systematisch en volhardend zoekt, echter niet overdreven temperamentvol. Opvallend goede neus. Rooftuig- en wildscherp, waakzaam, maar niet agressief. Betrouwbaar bij het voorstaan en bij het waterwerk. Opvallende aanleg voor het werk na het schot.
Hoofd bovenzijde
RASSTANDAARD
Schedel: In harmonie met de lichaamsgrootte en het aangezicht. Bij reuen breder dan bij teven, echter bij beiden in verhouding. Breedte van het hoofd moet in goede verhouding zijn met de lengte van het hoofd. Op het midden van de schedel een verdieping. Achterhoofdsknobbel licht tot matig zichtbaar. Achter de ogen een goed zichtbaar jukbeen.
Stop: Uiterst geringe stop.
AANGEZICHT
Neus: Fors, steekt voor de onderkaak uit. Donkervleeskleurig, naar achteren geleidelijk overgaand in grijs.
Vang: Lang en in het bijzonder bij reuen krachtig, en profiel bijna vierkant. De vang en de omgeving van de hoektand bijna even breed (sterk).
Neusrug: Recht, of iets gewelfd, doch nooit naar onderen doorgebogen.
Lippen: Matig overvallend; deze evenals gehemelte vleeskleurig. Kleine mond vouw.
Kaak/Gebit: Kaak krachtig. Volledig, regelmatig en krachtig gebit. Bovensnijtanden staan zonder tussenruimte voor ondersnijtanden (schaargebit).
Bakken: Gespierd en duidelijk ontwikkeld. « Droog hoofd ».
Ogen: Donker tot licht barnsteenkleurig, met intelligente uitdrukking. Als pup hemelsblauw. Rond, nauwelijks scheefstaand. Goed aanliggende oogleden.
Behang: Breed, tamelijk lang, ongeveer reikend tot de mondhoek, spits aan de onderzijde afgerond, hoog en smal aangezet. Bij oplettendheid iets naar voren gedraaid en gevouwen.
HALS
Gespierde, nagenoeg ronde edel gedragen hals, die niet te kort is. Bovenlijn gebogen en profiel. Droge hals. Steviger wordend naar de schouder en harmonisch overgaand in borst en ruglijn.
Lichaam
RASSTANDAARD
LICHAAM
Boven belijning: Van de gebogen halsbelijning, over de goed ontwikkelde schoft gaat de bovenbelijning geleidelijk over in de relatief lange vaste rug.
Schoft: Goed ontwikkeld.
Rug: Vast en bespierd, zonder doorgezakt te zijn. Achter niet overbouwd. Een wat langere rug is een raskenmerk en daardoor geen fout.
Croupe: Bekken lang en matig aflopend.
Borst: Krachtig, niet overdreven breed, met voldoende diepte – bijna tot de elleboog reikend – en voldoende lengte, Gewelfd, zonder tonvormig te zijn, met lange ribben. Voorborst goed ontwikkeld.
Onderbelijning en buik: Licht oplopend, echter geen opgetrokken buik.
STAART
Staartaanzet enigszins lager en onder de rugbelijning dan bij vergelijkbare rassen. Staart is krachtig en goed behaard. In rust hangend, bij opmerkzaamheid en tijdens het werk horizontaal en hoger gedragen. In landen alwaar het wettelijk is toegestaan om de staart te couperen mag de staart bij korthaar Weimaraner, voor zover doelmatig voor het jachtgebruik, gecoupeerd worden.
BENEN
VOORHAND
Algemeen: Benen « Hoog » pezig, recht en parallel, maar niet breed staand.
Schouders: Goed gehoekt, lang, schuin en goed aanliggend, door sterke spieren verbonden. Opperarm : Schuin gesteld, sterk en van voldoende lengte.
Ellebogen: Vrij en recht gelegen. Niet naar binnen, noch baar buiten gedraaid.
Onderarm: Lang recht gesteld.
Voorvoetgewricht: Krachtig, strak.
Voormiddelvoet: Pezig, schuin gesteld.
Voorpoten: Krachtig. Recht onder het lichaam staand. Tenen gebogen en gesloten tegen elkaar liggend. Langere middelste tenen zijn kenmerkend voor het ras en daardoor niet als fout te beschouwen. Nagels licht- tot donkergrijs. Zoolballen ruw en goed gepigmenteerd.
ACHTERHAND
Algemeen: Benen « hoog », pezig en goed bespierd, evenwijdig, Parallel gesteld, niet naar binnen noch naar buiten gedraaid.
Bovenschenkel: Van voldoende lengte, krachtig en goed bespierd.
Kniegewricht: Krachtig en vast.
Onderschenkel: Lang, met duidelijk zichtbare pezen.
Spronggewricht: Krachtig en vast.
Achtermiddelvoet: Pezig, bijna verticaal in positie staand.
Achterpoten: Krachtig en compact, zonder wolfsklauwen. Verder zoals de voorpoten.
GANGWERK
Gangwerk is in alle tempo’s uitgrijpend en vloeiend. Bij het gaan voorbenen duidelijk parallel met de achterbenen. In galop lang en vlak. In draf blijft de rug recht. Telgang is ongewenst.
HUID
Sterk. Goed aanliggend, maar niet te strak.
Vacht, maat en gewicht
RASSTANDAARD
Korthaar: Kort (maar langer en dichter dan bij de meeste vergelijkbare hondenrassen) sterke, zeer dichte, glad aanliggend dekhaar. Zonder of met geringe onderwol.
Langhaar: Zacht, lang dekhaar met of zonder onderwol. Glad of licht gegolfd. Beharing aan de ooraanzet lang erover vallend. Aan de oorpunten is fluweelachtige beharing toegestaan. Lengte van de beharing aan de flanken 3 – 5 cm, aan de onderzijde van de nek, de voorborst en de buik doorgaans iets langer. Goede bevedering en broek, echter naar onderen toe minder lang. Staart met goede pluim. Tussen de tenen behaard. Beharing aan het hoofd minder lang. Een stockhaarachtige beharing met middellang dicht aanliggend dekhaar, dichte onderwolen matig ontwikkelde bevedering en broek komt soms voor bij honden met voorouders uit kort- en langhaar.
Kleur: Zilver-, ree- of muisgrijs alsmede overgangen tussen deze tinten. Hoofd en behang meestal iets lichter. Een geringe witte aftekening is alleen op de borst of aan de tenen toegestaan. Soms komt een meer of minder uitgesproken donkere « aalstreep » over
het midden van de rug voor.
GROOTTE EN GEWICHT
Schofthoogte: Reuen: 59 tot 70 cm, Teven: 57 tot 65 cm.
Gewicht: Reuen: ca. 30 tot 40 kg, Teven: ca. 25 tot 35 kg.
Fouten
RASSTANDAARD
FOUTEN:Elke afwijking van de hiervoor opgenomen raspunten moet als fout worden beschouwd, waarbij de ernst van de fout in verhouding gezien moet worden tot de mate waarin afgeweken wordt, waarbij de invloed van de fout op de gezondheid en het welzijn van de hond betrokken moet worden.
ERNSTIGE FOUTEN
• Wijd verspreide wolachtige beharing bij de kortharige variëteit.
• Uitgesproken krullende of te dunne beharing bij de langharige variëteit.
• Witte aftekening op andere plaatsen dan borst of poten*.
• Behang : Uitgesproken kort of lang, niet gedraaid.
• Rug : Duidelijke doorgezakte of karperrug. Sterk overbouwd.
• Uitgesproken keelhuid (wammen).
• Sterke krombenigheid of koehakkigheid.
• Grote onregelmatigheden in stand, zoals bijvoorbeeld gebrekkige hoeking, naar buiten gedraaide ellebogen, niet gesloten voeten.
DISKWALIFICERENDE FOUTEN
• Duidelijk afwijkend type. A-typisch geslacht**.
• Grove afwijking in proportie**.
• Grootte met meer dan 2 cm afwijkend van de rasstandaard.
• Volledig atypisch, in het bijzonder te zwaar of te licht gebouwd.
• Geheel niet in verhouding.
• Bij het gaan uitgesproken belemmerd.
• Huidmisvormingen en -afwijkingen.
• Gedeeltelijke of volledige kaalheid.
• Beharing ontbreekt op de buik en aan het behang (lederen oren)**.
• Afwijkingen in de grijstinten, zoals geelachtig of bruinachtig. Bruine brand**.
• Kleur anders dan grijs. Blauwe tint.
• Schedel: Absoluut atypisch.
• Aangezicht: Grote afwijkingen, bijvoorbeeld te sterke lippen, te korte of te spitse vang Naar onderen doorgebogen neusrug.
• Entropion, Ectropion, lichte, alleen geringe en eenzijdige gebreken aan het ooglid**.
• Kaak en gebit: Het ontbreken van meer dan twee PM 1 of M 3**.
• Borst, buik: Misvormde tonvormige borst, onvoldoende borstdiepte of borstlengte.
• Sterk opgetrokken buik**.
• Poten: misvormd.
• Andere misvormingen.
• Bovenmatig agressief tegen andere honden of mensen, overmatige angstigheid.
• Duidelijke tekenen van gedragsstoornissen.
N.B.
• Reuen dienen twee ogenschijnlijk normaal ontwikkelde teelballen te bezitten, die volledig zijn ingedaald in het scrotum.
• Bij de fokkerij mogen uitsluitend functioneel en klinisch gezonde, rastypische honden ingezet worden.
* Dit was in de vorige rasstandaard een ernstige fout en is nu een diskwalificerende fout.
** Dit was in de vorige rasstandaard een diskwalificerende fout en is nu een ernstige fout.
Geschrapte (of op een andere wijze geformuleerd) ernstige fouten:
• Grote afwijkingen in vorm en bespiering.
• Slecht gangwerk in verschillende tempo’s, gebrekkig lopen en voortschuiven. Telgang.
• Ernstige gebreken aan de huid, bijvoorbeeld een zeer fijne of zeer grove huid.
• Beharing is een overgang tussen de twee in de standaard vastgelegde haarvariëteiten.
• Andere ernstige fouten.
• Geringe karakterfouten.
Geschrapte (of op een andere wijze geformuleerd) diskwalificerende fouten:
• Uitgesproken te groot of te klein.
• Aangezicht: Absoluut a-typisch, bijvoorbeeld doorgebogen neusrug.
• Benen: rachitisch (Engelse Ziekte) of misvormd.
• Chronische verlamming.
• Wijd verspreide bruine brand.
• Ziekten waar van de erfelijkheid aangenomen moet worden, zoals bijvoorbeeld epilepsie.
• Gedragsstoornissen, zoals schuwheid of angstigheid.
Uit de standaard zelf geschrapt:
Honden met uitgesproken roodgele « Brand » mogen ten hoogste bij de exterieurbeoordeling een « goed » behalen. Bruine brand is een ernstige fout.
(Vertaling: Mr. J.A.M. Deckers)